Vragen:
We hebben via gesprekken met de projectleider Amerena en de afdeling financiën nadere informatie en toelichting ontvangen over het antwoord dat het College ons heeft gegeven: ‘Naast de kosten als gevolg van de verlate oplevering is aan de SRO een subsidiebedrag van 704.000 euro verstrekt (340.00 in 2017 en 364.000 in 2018) i.v.m. het langer ophouden van de locaties Sportfondsenbad, zwembad Liendert en sporthal Schuilenburg. Tegenover deze kosten staan lagere kapitaallasten dan begroot in 2017 en 2018 tezamen ( 931.585)'.
Vraag 1:
Het College kiest ervoor om de schade als gevolg van het langer openhouden van drie zwembaden ( € 704.000) door de verlate opening van de Amerena niet te verhalen bij de verantwoordelijke voor de vertraging. Het College verrekent het schadebedrag met de voordelen van de verminderde kapitaallasten. Waarom heeft het College daarvoor gekozen?
Vraag 2:
Door de verlate opening van de Amerena worden er wel rentekosten over 2017- 2018 berekend, maar gaat de afschrijving pas in vanaf 1-1-2019. Dit levert een voordeel van
€ 931.585 op. Wat niet vermeld wordt in de beantwoording is dat de afschrijvingstermijnen verlengd worden met 1 jaar en dat bedrag later alsnog moet worden betaald door de gemeente. Er is er dus absoluut geen sprake van een voordeel , zoals het College schrijft. .Is het College het eens met deze opvatting? Zo nee, waarom niet, Zo ja, waarom heeft het College dan de € 931.585 als voordeel benoemd?
Vraag 3:
Er zijn twee manieren om met dit soort voor- en nadelen en het verhalen van schade om te gaan:
- Het behaalde voordeel van de kapitaallasten ( € 931.585) wel verrekenen met de extra verstrekte subsidie ( € 704.000). De aannemer hoeft niets te betalen en de gemeente betaalt later alsnog de extra afschrijvingskosten. De gemeente betaalt dan in feite
€ 704.000 en later nog eens de extra afschrijvingskosten, omdat die met een jaar verlengd worden. De aannemer heeft een voordeel van € 704.000 - Het voordeel van de kapitaallasten niet verrekenen met de extra verstrekte subsidie. Op de aannemer worden de extra subsidiekosten van € 704.000 verhaald en de gemeente betaalt later alsnog de extra afschrijvingskosten. De gemeente betaalt in dit geval later alleen de extra afschrijvingskosten, omdat de afschrijvingstermijnen met een jaar verlengd worden.
Hoe vaak is het de laatste jaren voorgekomen dat er bij grote projecten een vergelijkbare afweging gemaakt moest worden door het College tussen manier 1 en 2 uit vraag 3? Om welke dossiers ging dat en welke bedragen waren daarmee gemoeid? Hoe vaak is er voor manier 1 gekozen en hoe vaak is er voor manier 2 gekozen?
Vraag 5:
Is het College bereid om alsnog de kosten van de extra subsidie voor het langer openhouden van de Amerena ( € 704.000) te verhalen op de aannemer, zodat de totale claim uitkomt rond de € 1.000.000?