Tot op heden wordt nog steeds informatie achtergehouden voor de raad. Dieptepunt is tot nu toe het collegebericht 2020-086 van 29 mei 2020. In dit collegebericht legt het college de inlichtingenplicht die zij heeft ten opzichte van de raad naast zich neer. Een inlichtingenplicht zoals die staat verankerd in artikelen 125 van de Grondwet en 169 van de Gemeentewet. Een grove schending van de rechten van raadsleden, en een schending die het functioneren van de gemeenteraad als geheel aangaat. De ontstane situatie heeft niet enkel betrekking op het dossier Westelijke Ontsluiting. Het heeft nadrukkelijk betrekking op het werk van de raad als geheel en haar taak als controlerend orgaan van het college. Wij gaan hier niet mee akkoord en hebben daarom vragen aan het college gesteld over deze bizarre gang van zaken.
De kernvragen die wij aan het college en de gemeenteraad stellen:
- Mogen wethouders artikel 125 van de grondwet en artikel 169 van de gemeentewet overtreden?
- Kan een wethouder bepalen welke vragen een raadslid wel en niet mag stellen?
- Mag een wethouder bepalen welke informatie wel en niet gegeven wordt aan een raadslid?
- Mag een wethouder een raadslid onvolledig informeren?
Toelichting
Via collegebericht 2020-086 van 29 mei 2020 zijn vragen van de fracties Amersfoort 2014 en Lijst Molenkamp beantwoord. De beantwoording roept een aantal vervolgvragen op, in het bijzonder over hoe het college om gaat met de
inlichtingenplicht richting de raad.
Inlichtingenplicht van het college De gemeenteraad heeft de eindverantwoordelijkheid over het gevoerde bestuur, wat tot uitdrukking is gebracht in het grondwettelijk begrip «hoofd van de gemeente». Eén van de basispijlers is daarom dat het college verantwoording schuldig is over het gevoerde bestuur aan de raad. De raad moet het college controleren en het college heeft een inlichtingenplicht ten opzichte van de raad. Dit staat verankerd in artikelen 125 van de Grondwet en 169 van de Gemeentewet.
Voorwaarde voor de uitoefening van een goede controle is dat raadsleden tijdig en volledig worden geïnformeerd door het college en de burgemeester. In artikel 169 is daarom het recht van individuele raadsleden geregeld om inlichtingen te vragen, alsmede de verplichting van het college de gevraagde inlichtingen aan de raad te verstrekken. De raad of de leden van de raad maken daarbij zelf de afweging welke informatie zij nodig hebben, het is niet aan het college om te bepalen welke informatie relevant is.
Op pagina 5 van het college bericht onder beantwoording van vraag 1 schrijft het college: “Een door u gevraagd bestand, met daarin de (ruwe) input voor het verkeersmodel in een voor u leesbaar format, is helaas niet met een druk op de knop te reproduceren en zou specifiek voor u opgesteld moeten worden. Hier is geen sprake van het creëren van nieuwe gegevens door berekening of van het door middel van eenvoudige ordening of printen van gegevens die reeds voorhanden zijn. Hiermee valt uw vraag buiten de scope van de Wob die handelt over reeds beschikbare informatie.”
Het college geeft zelf aan dat géén sprake is van vervaardiging van nieuwe gegevens. Het college haalt zelf (zonder verwijzing) een standaardoverweging van de Afdeling aan waaruit volgt dat de gevraagde informatie juist wèl onder de Wob valt. De gegevens zijn immers voorhanden in een dataset. Er wordt niet om nieuwe berekeningen gevraagd, maar om het ordenen en printen van gegevens die reeds voorhanden zijn. Dat het enige moeite kost om de voor handen zijnde gegevens goed te ordenen en te printen is voor de Afdeling geen reden om te moeten stellen dat de Wob niet van toepassing is. Niet nodig is dat dit met één druk op de knop kan worden bewerkstelligd.
Het college wordt verzocht de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden:
Recht op inlichtingen
Uit onze toelichting volgt dat de raad recht heeft op inlichtingen op grond van de Gemeentewet en dat dit recht verder gaat dan het recht op openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
Vraag 1
Is het college het met ons eens dat het college en elk van zijn leden afzonderlijk aan de raad verantwoording schuldig zijn over het door het college gevoerde bestuur? Zo nee, waarom niet?
Is het college het met ons eens dat de raad daartoe op grond van artikel 169 van de Gemeentewet recht heeft op inlichtingen van het college wanneer een of meer raadsleden daarom vragen, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Is het college het met ons eens dat de raad zelf bepaalt welke inlichtingen hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn taak?
Vraag 4
Als het college weigert om de gevraagde informatie te geven, is het college het dan met ons eens dat het college moet aangeven dat en waarom het openbaar belang zich daartegen verzet? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Is het college het met ons eens dat het uiteindelijke oordeel of sprake is van een openbaar belang, door de raad wordt geveld?
Vraag 6
Kan het college aangeven waarom in antwoord op vraag 1 op pagina 5 van het collegebericht op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) de gevraagde informatie niet wordt gegeven, desnoods onder geheimhouding, terwijl met een beroep op artikel 169 van de Gemeentewet om de informatie wordt gevraagd en dit als zodanig ook op pagina 4 wordt onderkend door het college?
Vraag 7
Deelt het college ons standpunt dat in antwoord op vraag 1 op pagina 5 van het collegebericht een verkeerd kader is gebruikt, namelijk het kader van de Wob en niet het kader van artikel 169 Gemeentewet? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Daargelaten dat ons standpunt is dat het college op grond van de Gemeentewet een inlichtingenplicht heeft en het kader van de Wob daardoor niet gebruikt dient te worden (behalve voor de afweging of geheimhouding moet wordenopgelegd). Is het college het met ons eens dat uit de standaardoverweging van de Afdeling van de Raad van State, zoals aangehaald op pagina 5 van het Collegebericht, volgt dat de gevraagde informatie wel onder het bereik van de Wob valt? Er wordt immers gevraagd om informatie die digitaal reeds voorhanden is en via eenvoudige ordening beschikbaar gesteld kan worden. Zo nee, waarom niet?
Kan het college aangeven of de raad op grond van artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet alsnog de gevraagde gegevens krijgt zoals genoemd in vraag 1 op pagina 5 van het collegebericht, desnoods onder geheimhouding? Zo nee, waarom niet? Gegevens niet te verkrijgen In antwoord op vraag 4 op pagina 6 en vraag 8 op pagina 14 van het collegebericht geeft het college aan dat de berekeningen niet kunnen worden verstrekt vanwege intellectueel eigendom van de fabrikant.
Bedoelt het college met de stelling dat verkrijging van de gegevens niet mogelijk is, dat het college deze gegevens zelf ook niet kan verkrijgen?
Vraag 11
Als het antwoord op vraag 9 ja is, betekent dit dat het college zelf ook geen kennis heeft genomen van de berekeningen en dat deze berekeningen ook niet (door ambtenaren) kunnen worden geverifieerd? Als dit het geval is, op welke manier heeft het college zich er dan van vergewist dat sprake is van deugdelijke berekeningen en dat de gehanteerde prognoses op grond waarvan besluitvorming heeft plaatsgevonden kloppen? En als op enig moment twijfel ontstaat over de gehanteerde berekeningen en prognoses, op welke wijze kan het college zich er dan van vergewissen dat sprake is van deugdelijke berekeningen en prognoses?
Als het antwoord op vraag 9 nee is, waarom kan de raad met een beroep op artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet de gegevens dan niet krijgen, desnoods onder geheimhouding? Welk openbaar belang is daarmee geschaad?
Het college antwoordt op pagina 8 van het collegebericht: “De door u gestelde vragen hebben een hoog detailniveau. Het college wijst er op dat veel van deze details geen bijdrage leveren in het aantonen van de nut en noodzaak van de Westelijke ontsluiting. Veel details zijn onder andere op verzoek van de participatiegroep uitgezocht. Deze gegevens hebben hun nut gehad tijdens de overleggen met de participatiegroep. Daarom zijn van een aantal onderdelen alleen de resultaten bewaard en niet alle onderliggende berekeningen.”
Is het college het met ons eens dat de raad zelf bepaalt welke informatie hij relevant acht om het door het college gevoerde bestuur te controleren?
Vraag 14
Kan het college aangeven of op de berekeningen die niet langer beschikbaar of reproduceerbaar zijn, onder andere door obsolete software, een bewaarplicht rust op grond van de Archiefwet of andere regelgeving?
Vraag 15
Kan het college aangeven of de aannames die ten grondslag liggen aan besluitvorming van de gemeente door het ontbreken van de berekeningen nog wel navolgbaar en verifieerbaar zijn als de resultaten in het verkeersmodel niet gecheckt kunnen worden vanwege het ontbreken van de berekeningen? Zo nee, op welke wijze kan het college dan verantwoording afleggen tegenover de raad?
Kan het college aangeven, als nu of in de toekomst twijfel rijst over de juistheid van de berekeningen en het verkeersmodel, hoe hij voornemens is om zonder de beschikbaarheid van de berekeningen de uitkomsten en conclusies te kunnen laten checken of verifiëren?
Op pagina 8 geeft u aan: “Daarnaast vraagt u ook om resultaten van berekeningen die niet uitgevoerd zijn; dat is een verzoek om informatie die niet bestaat.” Kan het college aangeven welke openbaar belang zich verzet tegen het op verzoek uit de raad uitvoeren van deze berekeningen?